Islam

QOERAAN

Hoofdstuk 77 Al-Moersalaat: Zij die Gezonden zijn

Hoofdstuk 78 An-Naba: De Aankondiging

Hoofdstuk 79 An-Nazi’aat: Zij die Spannen

Hoofdstuk 80 Abasa: Hij Fronste

Hoofdstuk 81 At-Takwier: Het Opvouwen

Hoofdstuk 82 Al-Infitaar: Het Vaneensplijten

Hoofdstuk 83 At-Tatfief: Zij die een Verzuim Plegen

Hoofdstuk 84 Al-Insjiqaaq: Het Vaneenscheuren

Hoofdstuk 85 Al-Boeroedj: De Sterren

Hoofdstuk 86 At-Taariq: Hij die bij Nacht komt

Hoofdstuk 87 Al-A’laa: De Allerhoogste

Hoofdstuk 88 Al-Ghaasjijah: De Overstelpende Gebeurtenis

Hoofdstuk 89 Al-Fadjr: De Dageraad

Hoofdstuk 90 Al-Balad: De Stad

Hoofdstuk 91 Asj-Sjams: De Zon

Hoofdstuk 92 Al-Lail: De Nacht

Hoofdstuk 93 Ad-Doehaa: De Vroege Uren

Hoofdstuk 94 Al-Insjiraah: De Verruiming

Hoofdstuk 95 At-Tien: De Vijg

Hoofdstuk 96 Al-’Alaq: De Klonter

Hoofdstuk 97 Al-Qadr: De Majesteit

Hoofdstuk 98 Al-Bajjinah: Het Duidelijke Bewijs

Hoofdstuk 99 Al-Zilzaal: De Schudding

Hoofdstuk 100 Al-Aadijaat: De Aanvallers

Hoofdstuk 101 Al-Qaari’ah: De Afstotende Ramp

Hoofdstuk 102 At-Takaasoer: De Wedijver in het Vermeerderen

Hoofdstuk 103 Al-’Asr: De Tijd

Hoofdstuk 104 Al-Hoemazah: De Lasteraar

Hoofdstuk 105 Al-Fiel: De Olifant

Hoofdstuk 106 Al-Qoereisj: De Qoereisjieten

Hoofdstuk 107 Al-Maa-oen: De Aalmoes

Hoofdstuk 108 Al-Kawsjar: De Overvloed van het Goede

Hoofdstuk 109 Al-Kaafîroen: De Ongelovigen

Hoofdstuk 110 An-Nasr: De Hulp

Hoofdstuk 111 Al-Lahab: De Vlam

Hoofdstuk 112 Al-Iglaas: De Eenheid

Hoofdstuk 113 Al-Falaq

Hoofdstuk 114 An-Naas: De Mensen