Hoofdstuk 104 Al-Hoemazah: De Lasteraar

GEOPENBAARD TE MAKKAH 9 verzen

Algemene opmerkingen:

In tegenstelling met degenen, van wie in het vorige hoofdstuk gezegd is, dat zij geloven, het goede doen en elkaar de waarheid en geduld bevelen, hebben wij hier een beschrijving van hen die, in plaats van enig duurzaam goed te doen, rijkdommen vergaren en, in plaats van de waarheid te bevelen, anderen belasteren. Dit houdt ook een voorspelling in, dat ellende het einde der lasteraars van de Heilige Profeet (s.a.w.) zal zijn.

Biesmiellaahier – Rahmaanier – Rahiem.

In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.

1 Wee iedere leugenaar en lasteraar!

2 Die rijkdommen verzamelt en deze telt, 1450

3 Denkende dat zijn schatten hem voor eeuwig zullen behouden.

4 Neen, hij zal zeker in het Verterende Vuur worden geworpen. 1451

5 En wat weet gij er van wat het verterende Vuur betekent?

6 Het is het Vuur dat Allah heeft aangewakkerd.

7 Dat boven de harten zal opstijgen. 1452

8 Voorwaar het zal hem omsluiten,

9 In uitgestrekte rijen van zuilen.

——————————————————————————————————————————————————————————

1450 Op deze plaats worden de lasteraars en de smaders in het algemeen veroordeel en in het bijzonder de bewoners van Makkah, die hun vervolging tegen de Heilige Profeet (s.a.w.) begonnen met hem verbitterd de belasteren en te smaden, opdat de pelgrims, die van ver in Makkah kwamen, niet naar zijn prediking zouden luisteren.

1451 Al-hoetamah is afgeleid van hatima, d.i. het was in stukken gebroken. Deze naam is toe gepast op de hel, want het verbrijzelt alles wat daarin is geworpen. Ik heb het door de verpletterende ramp vertaald, zodat het zowel de hel als de andere rampen insluit, welke zoals voorspoed was, de rijke smaders van de Heilige Profeet (s.a.w.) zouden verpletteren. Hun straf wordt met dezen naam aangeduid, omdat zij de Heilige Profeet (s.a.w.) en de door deze gebrachte waarheid wensten te verpletteren.

1452 Opgemerkt dient te worden, dat het vuur der hel beschreven wordt als vuur, dat boven de harten opstijgt, hetgeen aantoont, dat de oorsprong van het hellevuur in het hart van de mens ligt, ‘s Mensen hel ligt dus in dit leven in zijn eigen hart en zij zal in het volgende leven een tastbaarder gedaante aannemen.