GEOPENBAARD TE MAKKAH 2 paragrafen en 28 verzen
Algemene opmerkingen:
De openbaring van dit hoofdstuk wordt gewoonlijk in een tijd geplaatst, toen De Heilige Profeet (s.a.w.) van Taif terugkeerde, hetgeen twee jaar vóór Hidjra plaats had. Dit hoofdstuk behoort dus tot een tijd, toen de tegenstand het toppunt bereikte. De Qoereisjieten waren doof voor alle prediking en waarschuwing en het bezoek aan Taif viel hem zelfs nog erger tegen. In deze omstandigheden was een verzekering zeer nodig en in dit hoofdstuk wordt dan ook een zeer nadrukkelijke verzekering gegeven. Maar behalve die verzekering wordt ons hier ook gezegd, dat, al volhardden de Arabieren in hun ongeloof, de Islam buiten Arabië toch geestelijke overwinning behaalde, want de in dit hoofdstuk vermelde djinn schijnen zekere vreemdelingen geweest te zijn.
Paragraaf 1 Vreemde Gelovigen.
Biesmiellaahier – Rahmaanier – Rahiem.
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
1 Zeg: “Het is aan mij geopenbaard dat een groep der djinn heeft geluisterd (naar de Qoer-An), en zij zeiden: “Waarlijk, wij hebben een wonderbaarlijke verkondiging gehoord, 1339
2 Die tot rechtschapenheid leidt; daarom hebben wij er in geloofd, en wij zullen stellig niemand met onze Heer vereenzelvigen.
3 En de Majesteit van onze Heer is hoog verheven. Hij heeft noch echtgenote noch zoon.
4 En voorzeker, de dwaas onder ons placht over Allah leugen te spreken.
5 Doch wij hadden gemeend dat mensen en djinn nooit een leugen over Allah zouden uiten.
6 Voorzeker, waren er enige mensen die toevlucht bij sommige djinn zochten, waardoor zij hun zonden vermeerderden.
7 En zij meenden inderdaad, zoals gij meendet, dat Allah nooit een boodschapper zou zenden.
8 En wij trachtten de hemel te bespieden 1340 en wij vonden deze vol sterke wachters en vlammen.
9 En voorzeker, wij plachten op enige plaatsen te zitten om de gesprekken te beluisteren. Maar wie nu luistert, vindt een vlam die op hem wacht.
10 Wij weten daardoor niet of voor degenen die op aarde zijn, een ramp wordt bedoeld of dat hun Heer hen op het goede pad wil leiden.
11 Er zijn onder ons die rechtvaardig zijn en er zijn onder ons die anders zijn en wij volgen verschillende wegen.
12 En wij beseffen dat wij Allah’s (plan) op aarde onmogelijk kunnen verijdelen, noch kunnen wij Hem door de vlucht ontlopen.
13 En toen wij de leiding hoorden (die de Qoer-An bevat) geloofden wij er in. En hij, die gelooft in mijn Heer, heeft geen vrees voor verlies of onrecht.
14 En er zijn onder ons Moeslims en er zijn onder ons die van de rechte weg zijn afgeweken. En zij die zich onderwerpen – hebben de rechte weg gezocht.
15 En zij die van de rechte weg afwijken, zullen brandstof der hel zijn.”
16 Indien zij zich aan het rechte pad houden zullen Wij hun water in overvloed te drinken geven,
17 Om hen daarmee op de proef te stellen. En wie zich van de gedachte aan zijn Heer afwendt, Hij zal hem een toenemende straf toedienen.
18 En zeg: “Alle bedehuizen behoren aan Allah; roept daarom niemand naast Allah aan: 1341
——————————————————————————————————————————————————————————
1339 Het bestaan van djinn of etherische wezens, zoals de engelen (de eerste zijn de geesten des kwaads en de laatste de geesten des goeds), is een heel andere kwestie; maar het is duidelijk, dat de op deze plaats genoemde djinn niet tot deze klasse behoorden. In de aantekening bij 46: 20-31 heb ik reeds aangetoond, dat het woord djinn op die plaats toegepast is op vreemdelingen, die in de Heilige Qoer-An geloofden. Gelijk daar is verklaard, waren de in die verzen vermelde djinn Joden, terwijl het uit hetgeen hier wordt verklaard schijnt, dat deze djinn Christenen waren. De hier gemaakte verklaring kan echter zuiver profetisch zijn, en als zodanig duidt die aan, dat ook Christenen in de boodschap van de Heilige Profeet (s.a.w.) zouden geloven.
1340 Met den hemel bereiken wordt bedoeld: de geheimen van den hemel of de tijdingen van de toekomst leren. Het toont aan, dat er waarzeggers en sterren- wichelaars onder hen waren die dachten, dat zij de geheimen der toekomst, uit de sterren konden lezen. De woorden sterke bewakers slaan op de ontoegankelijkheid van de geheimen der toekomst en het woord vlammen doelt op hun mislukkingen. Het daarop volgende vers gewaagt van hun mislukking, inzonderheid tegenover de Heilige Profeet (s.a.w.)
1341 De vermelding van moskeeën waarin slechts mensen bidden, toont duidelijk aan, dat deze djinn tot het menselijk ras behoorden. Ook vs. 16 leidt tot dezelfde gevolgtrekking.
19 En toen de dienaar van Allah (Moehammed) (s.a.w.) opstond om Hem te aanbidden, vielen zij hem bijna aan.
Paragraaf. 2 Bescherming van de Openbaring.
20 Zeg: “Ik bid alleen tot mijn Heer en ik vereenzelvig niemand met Hem.”
21 Zeg: “Ik heb (uit mijzelf) geen macht u goed of kwaad te doen.”
22 Zeg: “Voorzeker, niemand kan mij tegen Allah beschermen, noch kan ik een andere schuilplaats vinden buiten Hem –
23 (Mij is) slechts de verkondiging van Allah’s boodschap opgedragen. En voor degenen die Allah en Zijn boodschapper niet gehoorzamen is het Vuur der hel, waarin zij lange tijd zullen vertoeven,
24 Tot zij de straf zien waarmee zij worden bedreigd, maar dan zullen zij ook weten wie zwakkere helpers en kleiner aantal heeft. 1342
25 Zeg hun: “Ik weet niet of hetgeen waarmede gij bedreigd wordt nabij is of wel dat mijn Heer het zal uitstellen voor een lange tijd.”
26 Hij is de Kenner van het onzienlijke en Hij geeft niemand overvloedig kennis van Zijn geheimen.
27 Behalve hem die Hij als boodschapper kiest. 1343 Dan doet Hij een wacht vóór hem en achter hem gaan,
28 Opdat Hij moge weten dat zij (Zijn boodschappers) de boodschappen van hun Heer hebben overgebracht. En Hij omvat alles wat met hen is – en Hij heeft alles berekend.
——————————————————————————————————————————————————————————
1342 Een enkele, aan zichzelf overgelaten man, zonder vriend, zonder helper, thuis verworpen en overal op wrede wijze behandeld (zoals te Taif, tot welk tijdperk dit hoofdstuk behoort), zou deze woorden niet geuit kunnen hebben.
1343 De op deze plaats vermelde geheimen doelen inzonderheid op de uitdrukken van den Goddelijk wil, op wat in het daarop volgende vers de boodschappen van hun Heer wordt genoemd, d.w.z. de geboden, die door tussenkomst van de profeten werden geopenbaard. Een voorspelling is eigenlijk geen boodschap, en daarom worden ook aan niet-profeten voorspellingen geschonken; en vandaar worden, hoewel er na de Heilige Profeet Moehammad (s.a.w.) geen profeet meer is, voorspellingen aan zijn rechtschapen volgelingen geschonken om de waarheid van de Heilige Qoer-An te bevestigen.