Hoofdstuk 106 Al-Qoereisj: De Qoereisjieten

GEOPENBAARD TE MAKKAH 4 verzen

Algemene opmerkingen:

Dit hoofdstuk staat in nauw verband met het vorige en zet inderdaad de behandeling van het thema voort, aangezien het de Qoereisjieten (naar wie het genoemd is) aan de grote weldaden herinnerde, die hun geschonken waren, omdat zij de Ka’ba bewaakten.

Biesmiellaahier – Rahmaanier – Rahiem.

In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.

1 Ter bescherming van de Qoereisjieten,

2 Ter bescherming op hun zomer – en winterreis. 1455

3 Laten zij derhalve de Heer van dit Huis aanbidden.

4 Die hen van voedsel tegen honger heeft voorzien en van vrees bevrijd. 1456

——————————————————————————————————————————————————————————

1455 Dit betekent, dat de Goddelijke bescherming van de Ka’ba en de verdelging van de vijanden daarvan een bijzondere gunst was, die de Qoereisjieten was geschonken, want het leidde tot hun bescherming. Daar zij bewakers van de Ka’ba waren, werden zij geëerbiedigd, als zij voor de handel in de zomer naar Syrië en in de winter naar Jemen reisden.

1456 De bedevaart gaf een bijzondere stuwkracht aan hun handel en de levensbenodigdheden werden in hun onmiddellijke nabijheid gebracht, terwijl zij volkomen verzekerd waren tegen alle vrees voor aanval, waaraan de andere Arabische stammen voortdurend bloot stonden, omdat het gebied om de Ka’ba door heel Arabië heilig werd gehouden.