Hoofdstuk 100 Al-Aadijaat: De Aanvallers

GEOPENBAARD TE MAKKAH 11 verzen

Algemene opmerkingen :

Dit hoofdstuk ontleent zijn titel aan de profetische vermelding van de Aanvallers in het eerste vers, aantonende dat de in het vorige hoofdstuk genoemde grote rampen door oorlogen zouden worden teweeggebracht. Dit werd niet alleen in de tijd van onze Heilige Profeet (s.a.w.) bewaarheid, maar ook in onze tijd komt de waarheid daarvan duidelijker uit, en de ongehoorde oorlogen van onze tijd zijn ongetwijfeld een voorbode van een grote geestelijke ontwaking, gelijk ze dertien eeuwen gelegen in Arabië bleken te zijn.

Biesmiellaahier – Rahmaanier – Rahiem.

In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.

1 Bij de rossen die snel en snuivend ademen,

2 Die vonken uit de hoeven slaan,

3 En bij de dageraad plotseling een aanval doen.

4 Daarbij stof opwerpen,

5 En zo door het midden der vijandelijke menigte zich een weg banen.

6 Voorwaar, de mens is ondankbaar jegens zijn Heer. 1441

7 En waarlijk, hij is daar zelf getuige van.

8 En voorzeker, hij heeft een hevige begeerte naar rijkdommen.

9 Weet zo iemand dan niet, dat hetgeen in de graven is weder zal worden opgewekt?

10 En dat het innerlijk zal worden bekend gemaakt?

11 Dat hun Heer hen op die Dag volkomen kent? 1442

——————————————————————————————————————————————————————————

1441 Volgens de meeste commentatoren is de in de eerste vijf verzen voorkomende beschrijving of op kamelen of op paarden van toepassing, en slaan ze op de in oorlogen gebruikte paarden, terwijl de vermelding natuurlijk profetisch is. Zij kan echter ook op de krijgslieden zelf doelen. Het voortbrengen van vuur beduidt in dat geval oorlog voeren en al-moeghirat betekent de invallers; de vijf verzen beschrijven dus de oorlog van de bewoners van Makkah tegen de Moeslims. Het zesde vers vestigt de aandacht op de ondankbaarheid der bewoners van Makkah door de Heilige Profeet (s.a.w.) te verwerpen.

1442 D.w.z. van wat zij doen.